Algemene didactiek

Indicatoren

De docent toont aan dat hij:

  • de benodigde hard- en software organiseert, rekening houdend met de procedures binnen de school;

Bij het starten van mijn werkzaamheden heb ik richtlijnen gekregen over het ICT gebruik welke binnen de school gehandhaafd worden. Zelf handel ik volgens de richtlijnen zoals deze opgesteld zijn. Eén van de richtlijnen is dat we zelf geen software mogen installeren op de computers. Als wij dit wel willen zal dit in overleg moeten met de afdeling ICT. Daarbij wordt gekeken of de software relevant is voor het onderwijs en of er school-breed gebruik van gemaakt kan worden. Daarnaast wordt van ons verwacht dat wij de bestanden die wij gebruiken op de juiste schijf opslaan, zodat het school-brede deel gescheiden is van het persoonlijke deel.



  • voor aanvang van een les de benodigde ICT middelen op juiste werking getest heeft;

Vooraf test ik altijd of de beamer het doet en of ik met de pen van het digitale schoolbord kan schrijven. Als dit niet lukt kan ik het bord eventueel nog kalibreren of eventueel baterijen vervangen van de afstandsbediening. Of natuurlijk hulp inschakelen waar dit mogelijk is



  • bij storingen op de computer zodanig kan handelen dat de les er zo min mogelijk door wordt verstoord;

Zelf zorg ik ervoor dat ik mijn lessen ook altijd kan geven zonder dat ik afhankelijk ben van een digitaal schoolbord. Ik gebruik dit als ondersteuning van mijn verhaal, maar het is er niet afhankelijk van. Boven in het biologielokaal heb ik altijd extra opdrachten achter de hand, mocht het digitale materiaal niet beschikbaar zijn.



  • de regels kent die gelden voor computergebruik op school, samen met collega's ICT gedragscodes ontwikkelt en deze kan uit dragen richting leerlingen.

Bij aanvang van mijn werkzaamheden op het Nordwincollege heb ik een boekje gekregen met richtlijnen voor het gebruik van ICT. Deze heb ik doorgelezen en ik ben me bewust van de regelgeving voor docent en leerling. Als een leerling van deze richtlijnen afwijkt op een negatieve manier dan attendeer ik hem/haar op de regels en laat ik merken dat het getoonde ICT-gebruik buitenmaats is.

  

Indicatoren didactiek


De docent toont aan dat hij:


  • ICT middelen in verschillende, daarvoor geschikte, onderwijssituaties/-activiteiten kan gebruiken en zijn keus kan beredeneren;

Persoonlijk vind ik het belangrijk om verschillende middelen binnen de ICT te gebruiken. Zo zet ik het ActiveBoard in tijdens mijn klassikale uitleg, waarbij ik makkelijk woorden kan opschrijven en tekeningen kan  maken ter ondersteuning hiervan. Daarnaast staan er in de meeste lokalen computers welke beschikbaar zijn voor de leerlingen om opdrachten te verwerken.

Daarnaast is er een open leercentrum binnen onze school waar leerlingen onder begeleiding bezig kunnen. Op internet zijn verschillende interactieve opdrachten te vinden, zoals webquests, waarbij leerlingen hun opgedane kennis op een 'andere' manier kunnen verwerken en toepassen. Ook laat ik ze zelf filmpjes opzoeken en animaties bekijken via bioplek.org en schooltv.nl/beeldbank.



  • in staat is om met behulp van de -onder instrumentele vaardigheden - genoemde softwarepakketten zijn lessen digitaal voor te bereiden;

Mijn lesplanning zet ik altijd via een vaste opbouw/structuur in een word-document. Mijn presentaties bereid ik voor via Activ Inspire, Powerpoint of Prezi. Hiernaast houdt ik een digitaal cijferoverzicht van de leerlingen bij in Excel. Deze sla ik op mijn computer en op de digitale leeromgeving op, waar nodig ook in dropbox, zodat ik er altijd beschikking over heb als één van de sites/omgevingen niet beschikbaar is.



  • digitale leermiddelen kan inzetten om leerlingen te motiveren en stimuleren;

Ik geef zelf les in het VMBO en merk dat leerlingen het lezen van boeken saai vinden en er tijdens het leren voor een toets erg tegenaan hikken. Door de leerlingen ook digitale ondersteuning te geven in de vorm van animaties en filmpjes, kunnen de leerlingen het 'saaie' boek met het 'leuke' filmpje afwisselen. Hierdoor krijgen ze doe stof op verschillende manieren binnen en vaak vinden ze de animaties/filmpjes ook heel interessant. Denk bijvoorbeeld aan de 'Photosynthesis Song'. De leerlingen zingen het foutloos mee en onthouden zo ook het proces van fotosynthese.



  • rekening houdt met verschillen in niveau, interesse, leerstijl en werktempo van leerlingen bij het geven
         van opdrachten.

Bij het maken van opdrachten en verslagen van mijn leerlingen moeten ze altijd een aantal basisonderdelen verwerken in hun verslag. Daarnaast krijgen ze de ruimte om ook extra materiaal er in te verwerken. Voor de wat snellere leerling is dit ideaal. Hij/zij hoeft zich niet te vervelen en kan zo wat extra bonuspunten verzamelen. Daarnaast laat ik de leerlingen, waar mogelijk, uit verschillende deelonderwerpen kiezen. Daarnaast kunnen wij in de nieuwe elo ook diverse studieroutes klaarzetten voor de leerlingen. Door iederen leerling digitaal, via de elo, te toetsen zou je het beginniveau goed in kunnen schatten en de sterkere leerling een andere leerroute kunnen geven, met wat meer verdieping, dan de zwakkere leerling. Daarnaast laat ik veel filmmateriaal zien voor de visueel sterke leerlingen, zodat ze een beter beeld kunnen vormen bij de soms abstracte theorie.


3.1) De docent kandigitaal materiaal integreren in zijn/haar presentaties en instructies en kandaarbij diverse hardware inzetten.

Indicatoren
  De docent toont aan dat hij:


   
  • een digitale presentatie die voldoet aan de eisen van een goede digitale presentatie, kan maken en
           gebruiken;

  •   

Een digitale presentatie moet aan een aantal eisen voldoen om echt effectief te zijn. Een belangrijke eis is dat er niet te veel tekst op moet staan, het moet overzichtelijk zijn, het moet een duidelijk lettertype bevatten en het moet leesbaar zijn vanaf de achterste  rij.


 
      
  • een digitaal schoolbord kan gebruiken bij diverse didactische werkvormen.

  •   

Bij vrijwel alle didactische werkvormen maak ik gebruik van het digitale schoolbord. Afhankelijk van de situatie gebruik ik het om de planning te tonen, filmpjes te laten zien, mindmaps te maken, educatieve spellen (Socrative) te doen of om de hoofdpunten te  illustreren. Belangrijk hierbij is wel dat het een ondersteunend middel is, en (meestal) niet de basis voor mijn les vormt.


 


3.2) De docent kent verschillende vormenvan (a)synchrone, digitale communicatiemiddelen en kan deze toepassen in zijn/haaronderwijs.


Indicatoren
  De docent toont aan dat hij:


 
  • zijn leerlingen de regels van verantwoorde elektronische communicatie - één op één en in groepen - kan bijbrengen;

  •  

 

Tijdens mijn lessen ben ik nog niet actief bezig met het bijbrengen van de verantwoordelijkheden van de leerlingen met betrekking tot de elektronische communicatie. Schoolbreed wordt hier wel aandacht aan besteed door voorlichtingsbijeenkomsten voor ouders en leerlingen te organiseren over het internet en de bijbehorende social media. Waar ik wel mee te maken heb gehad is een twitter-incident op mijn vorige stageschool. Hierbij hadden verschillende leeringen naar over elkaar getwitterd. Dit maak ik wel bespreekbaar binnen de les, door te wijzen op waarden en normen en ook op het feit dat dit altijd terug te vinden is. Ook als leerlingen mailtjes naar mij sturen die niet  'correct' zijn in bijvoorbeeld het taalgebruik, geef ik ze hier ook feedback op. 


 

      
  • met leerlingen een (a)synchrone online discussie/debat/chat kan organiseren en modereren;

  •  

Met dit punt ben ik nog niet actief bezig met mijn leerlingen, al gebruik ik het wel als student. Op mijn stageschool bestaat deze mogelijkheid nog niet om dit via een schoolsite/leeromgeving te doen. Naar mijn mening is het voor leerlingen onoverzichtelijk als zij van docenten ook nog extra sites krijgen om hier aan te kunnen werken. Wel wordt er nu gewerkt aan een nieuwe omgeving waarin deze mogelijkheid er wel is. Dan zou ik er wel gebruik van maken omdat het  bereikbaar is voor alle leerlingen en het geïntegreerd is in de leeromgeving. Je zou de leerlingen hun vragen daar bijvoorbeeld kunnen laten posten en de andere leerlingen laten reageren. Ze leren namelijk toch het meeste van elkaar. Door bijvoorbeeld te stellen dat iedereen minstens één vraag per hoofdstuk moet posten, of actief moet deelnemen aan een discussie, krijg je ook dat hier serieus aan meegedaan wordt. Hang er bijvoorbeeld aanvast dat één van de vragen op de toets terug komt, dan beloon je ze ook voor het werk en wordt de intrinsieke motivatie wellicht groter.


 
 

      
  • kan omgaan met diverse (a)synchrone manieren om een expert op afstand in te zetten.

  •  

 

Waar ik nu vooral gebruik van maak is het mailcontact met leerlingen. Dit is de meest bereikbare manier op dit moment. Net als bij de voorgaande competentie speelt de leeromgeving hierbij weer een rol. In de nieuwe omgeving is het wel mogelijk om documenten online te bekijken en om hier feedback aan toe te voegen. Iets voor de toekomst dus.

Op mijn oude middelbare school gebruikten ze dit op een andere manier. Voor het vak Fries waren op het Bogerman en Marne College maar een aantal aanmeldingen. Als gevolg hiervan waren aparte docenten te duur. Dus hebben de scholen een samenwerking binnen dit vak opgestart waarbij er één docent was en er gecommuniceerd werd via Skype.

In mijn eigen lessen zou je dit ook in kunnen zetten door bijvoorbeeld iemand op de werkvloer in te zetten, of iemand op hun stage een filmpje te laten maken, en vragen te laten stellen. Ook zou je op deze manier langdurig zieke kinderen kunnen betrekken in de les.


 

 3.2.1) De docent kan samenwerking tussenleerlingen faciliteren door gebruik te maken van ICT.


Indicatoren
  De docent toont aan dat hij:


   
  • diverse manieren kent om op afstand samen te werken aan producten (bijvoorbeeld elektronische leeromgeving, Wiki, Googledocs);

  •  

 

Persoonlijk ben ik vooral bekend met het werken aan een wiki in wikispaces.nl. Hierin kun je overzichtelijk samenwerken met leerlingen en medestudenten. Daarnaast heb ik met medestudenten samengewerkt in een prezi, waarin ieder zijn eigen deel maakte en ook hebben we op de opleiding een eigen facebookpagina, waar we contact hebben met elkaar over de te leveren producten.


 

      
  • peer feedback kan organiseren in een digitale omgeving;

  •    

Op mijn vorige stage heb ik via It's Learning een enquête afgenomen bij mijn leerlingen welke neerkomt op de 360 graden feedback. Dit jaar wil ik via de site www.iec360.nhl.nl de feedback verzamelen voor mijn huidige stage.


 

      
  • op afstand een samenwerkingsproces tussen leerlingen kan monitoren.

  •  

Deze competentie is iets waar ik nog mee bezig wil. Tot nu toe heb ik of individuele opdrachten uitgedeeld of er wordt uit het werkboek gewerkt. Er wordt gewerkt aan een digitale opdracht waarbij samengewerkt wordt. Waarschijnlijk zal ik de leerlingen een logboek bij laten houden of een wikispaces laten maken, waarin ik dan het logboek zou kunnen bekijken wie wat en wanneer heeft veranderd.


 

‍3.2.2) De docent kan ICT inzetten in de communicatie met zijn/haar collega's.


Indicatoren
  De docent toont aan dat hij:


 

      
  • in staat is om actief deel te nemen aan een digitale Community of Practice (CoP);

  •  
Momenteel zit ik in een werkgroep differentiëren met een aantal collega's. Hierbij maken we gebruik van mailcontact, maar ook van padlets. Hier kun je documenten in toevoegen, opmerkingen maken en vragen stellen. Iedereen kan daarnaast zijn eigen 'Wall' maken waarbij je zelf ook zaken kunt posten. Daarnaast heb ik regelmatig mailcontact met mijn coach.

      
  • digitaal kan samenwerken aan een document en bekend is met de voor- en nadelen hiervan (bijvoorbeeld Wiki, Googledocs).

  •  

Naar mijn mening is het grootste voordeel van het digitaal samenwerken aan een document, dat je niet constant heen en weer hoeft te mailen. Je voorkomt hiermee een volle mailbox en ook verwarring omtrent welk document het compleetst is. Ook hoef je geen documenten meer samen te voegen tot een geheel. Echter moet je wel goede afspraken maken over wie wat maakt. Dat je niet de situatie krijgt dat je net wat toegevoegd hebt en een collega dit weer veranderd, etc. Zelf ben ik bekend met het samenwerken in Wiki en sporadisch met het samenwerking in Googledocs.


 

 

3.3) De docent kan het individueel werken vanleerlingen ondersteunen met ICT.


Indicatoren
  De docent toont aan dat hij:


  
  • (educatieve) programma's kent en gebruikt voor individueel werken;
 

Moeilijk lerende leerlingen geef ik meestal wat extra ondersteuning in de vorm van filmmateriaal en animaties. Deze biedt ik vooral aan via de sites van bioplek.org en schooltv.nl/beeldbank. Per onderwerp maak ik een selectie van toepasselijke filmpjes welke ze als thuisstudie kunnen gebruiken. Daarnaast gebruik ik de site biodoen.nl  en biologiepagina.nl waarop de leerlingen online opdrachten en oefeningen over diverse biologieonderwerpen kunnen maken. Ook zijn er diverse sites, zoals innerbody, waarbij je het menselijk lichaam van binnen kunt laten zien. Ook laat ik ze wel 'sleepoefeningen' doen als ze onderdelen moeten leren. Vaak google ik op 'applets biologie' en dan kom je veel tegen. Echte educatieve progamma's gebruik ik niet, op de methodesite van Nectar (het lesboek) na.


 

      
  • een elektronische leeromgeving kan inzetten om leerlingen te ondersteunen bij het zelfstandig leren, zo nodig tijd- en plaats onafhankelijk

  •   

Hierbij geldt hetzelfde als bij de voorgaande indicator. Ik geef ze sites mee van bioplek.org en schooltv.nl/beeldbank waar ze eventueel thuis mee kunnen werken. En ook geef ik ze biologiepagina.nl mee waar ze opdrachten mee kunnen maken. Ook maak ik afspraken met ouders dat hier in sommige gevallen op toegekeken wordt. Met de nieuwe leeromgeving die opgezet wordt, is het straks ook mogelijk om daar alle links op te zetten, nu gaat het via een mail en soms zelfs nog schriftelijk.

 

3.4) De docent kan ICT inzetten bij het begeleiden en evalueren van leerlingen. De docent is hierbij in staat om door de inzet van ICT zicht te krijgen op het leerproces en de voortgang van de leerling.


Indicatoren
De docent toont aan dat hij:


   
  • de regels kent die gelden voor computergebruik op school en deze uitdraagt richting leerlingen;

  •  

Zoals eerder vermeld, heb ik bij het begin van mijn werkzaamheden aan het nordwincollege een boekje gekregen met regels voor docenten en leerlingen. Deze ken ik en hier houdt ik mij ook aan. Als er bij mij in de les op computers gewerkt wordt, attendeer ik de leerlingen hier op als dat nodig blijkt. Ik probeer bijvoorbeeld het gebruik van facebook en twitter zoveel mogelijk in te perken.


 

      
  • de juiste instructies aan een leerling kan geven om leerlingen in staat te stellen in een digitale leeromgeving hun leerproces zichtbaar te maken;

  •   

Momenteel werken wij nog niet met een digitale leeromgeving waar het leerproces van de leerlingen zichtbaar gemaakt kunnen worden. Hier kan ik dus ook nog geen instructie voor geven. In de nieuwe omgeving is dit wel mogelijk en hier worden wij, als docenten, nog in bijgeschoold.


    
  • zijn leerlingen kan begeleiden bij het gebruik van internet zodat leerlingen in staat zijn relevante informatie te vinden en te beoordelen op kwaliteit en betrouwbaarheid;
 

Leerlingen in het eerste leerjaar geef ik altijd een aantal handvaten mee. Zo vertel ik ze mondeling hoe ze het beste kunnen zoeken naar betrouwbare bronnen en dat een wikipedia hier niet onder valt. Ze kunnen beter opzoek gaan naar bronnen van officiele instanties en eventueel hun bronnen checken op informatie door een 'bevestigende' bron te zoeken. Daarnaast zorg ik in het eerste jaar voor een aantal verplichte bronnen, zodat ze weten wat aan de richtlijnen voldoet en hier zelf nog eigen bronnen aan toe kunnen voegen.


 
 
  • leerlingen kan begeleiden bij het onderzoek doen naar en analyseren van onderwerpen met behulp van een digitale leeromgeving;
 

Als leerlingen bezig gaan met een onderzoek, begeleidt ik ze in eerste instantie door ze al een bronnenlijst te geven met verplichte bronnen. Dit kan ze handvaten bieden om verder te zoeken naar andere informatie. Daarnaast behandel ik klassikaal welke sites wel betrouwbaar zijn en welke ze beter dubbel kunnen checken. Meestal hebben ze tijdens de lesuren ook ruimte om bezig te gaan met zulke opdrachten en dan begeleidt ik ze hier ook bij.


 

      
  • ICT kan gebruiken om metacognitie tot stand te brengen en het leren van elkaar te stimuleren, bijvoorbeeld in een digitaal portfolio of een weblog;

  •   

Deze indicator gebruik ik zelf nog niet actief in mijn onderwijs. Op mijn school werken ze nog met de 'ouderwetse' papieren portfolio's. Hierbij gaat het ook alleen om portfolio's die ze samenstellen samen met hun coach over hun interesses en hun vorderingen. Medeleerlingen komen hier niet aan te pas. Daarnaast ben ik van mening dat dit in de onderbouw misschien niet de beste methode is, omdat leerlingen daar nog vrij 'jong' zijn in hun doen en laten en zelf ook niet altijd weten hoe ze iets moeten maken. Voor de bovenbouw zou dit geschikter zijn, echter geef ik hier niet volledig les in.

Wat je op dit vlak zou kunnen doen, is het openstellen van een blog.  Als de leerlingen bezig zijn met een opdracht zouden ze hier een bepaald deel op kunnen zetten, waarbij ze feedback kunnen krijgen van medeleerlingen. Door hier een aantal eisen aan te stellen, leer de de leerlingen kritisch te kijken naar eigen werk en naar het werk van anderen en van elkaars feedback kunnen ze weer veel leren. Een mogelijke site is bijvoorbeeld padlet.com.


 

      
  • de activiteiten, vorderingen en resultaten van alle leerlingen digitaal kan volgen;

  •  

De activiteiten, vorderingen en resultaten van leerlingen volg ik digitaal via eduarte.nl. Dit is het programma/de site die het Nordwin gebruikt voor het invoeren van cijfers, notities en zorgdocumenten. Hierin kan ik leerlingen digitaal volgen.


 

      
  • feedback kan geven in een digitale omgeving;

  •  

Vooral met medestudenten werk ik samen in een digitale omgeving waarbij we elkaar feedback geven. Zo heb ik met een groep een gezamenlijke dropbox, waarin we artikelen konden uploaden en waarop we elkaar feedback gaven. Daarnaast hebben we op de studie een gezamenlijke facebook waar we elkaar vragen stellen en deze kunnen beantwoorden. Ook controleren we documenten van elkaar waar we weer feedback in toevoegen als notities.


 

      
  • fraude en plagiaat digitaal kan opsporen en voorkomen;

  •   

Meestal kopieer ik een stuk tekst uit een verslag richting google en kijk ik in hoeverre dit overeenkomt. Soms is het qua taalgebruik al duidelijk dat het rechtstreeks van internet komt. Dan neem ik een dergelijk verslag niet in totdat het beter is. Via de nieuwe leeromgeving kunnen we de documenten automatisch op plagiaat checken, wt voor dit deel wel een uitkomst biedt


 
     
  • leerlingen die bij bepaalde onderdelen extra tijd of oefening nodig hebben remediërende programma's kan aanbieden.

  •   

Persoonlijk differentieer ik altijd in mijn onderwijsaanbod. Zo laat ik de zwakkere leerlingen bassisstof en herhalingsstof maken, de gemiddelde leerling maakt de basisstof en de verdiepende stof en de uitmuntende leerling maakt de basisistof, de verdiepende stof en eventueel lesmateriaal van een niveau hoger. Zo kan elke leerling op zijn niveau presteren, waarbij de motivatie er wel blijft. Daarnaast geef ik de leerlingen die wat 'extra' oefening nodig hebben ook de opdracht om via de site biologiepagina.nl extra opdrachten te maken over het bijbehorende onderwerp.


 

 3.5) De docent kan een eenvoudige digitale  toets ontwikkelen/samenstellen, afnemen en evalueren


Indicatoren
De docent toont aan dat hij:


  
  • op de hoogte is van de mogelijkheden van digitale toetsprogramma's / toetsservice-systemen binnen een ELO of als zelfstandige applicatie;

  •   

Het toetsprogramma waarmee ik geëxperimenteerd heb is het programma Wintoets. Bij ons op de school wordt dit programma voor de bovenbouw gebruikt om toetsen af te nemen, in de onderbouw lukt dit echter nog niet. De reden hiervoor is dat er te weinig computers aanwezig zijn om aan de 'toetsdruk' te voldoen. Daarnaast wordt er voor dit toetsprogramma een cursus aangeboden in het Learning Centre, wat aangeeft dat dit een populair programma is onder de middelbare scholen.


    
  • de voor- en nadelen kent van digitaal toetsen;

  •  

Het grootste voordeel van digitaal toetsen voor de docent is natuurlijk dat het veel nakijkwerk scheelt. De gesloten vragen worden automatisch nagekeken, waardoor er alleen nog naar de openvragen gekeken hoeft te worden. Daarnaast wordt alles online opgeslagen en kun je de resultaten makkelijk terugvinden. De vragen worden overzichtelijk gesteld en er is maar een vraag per pagina, wat voor veel leerlingen makkelijker werkt. Wat wel van belang is, is dat er genoeg werkende computers zijn waarop de leerlingen de toets kunnen maken. Daarnaast is het van belang dat je de instellingen goed hebt staan, omdat er anders verwarring kan ontstaan voor zowel de docent als de leerling. Wellicht is het handig om eerst een diagnostische toets voor de leerlingen te maken, zodat ze  aan het programma kunnen wennen en tijdens de 'echte' toets weten wat ze moeten doen.


 

      
  • elektronische toetsen kan inzetten en kan motiveren waarom een keuze gemaakt wordt voor een zelfbeoordelende-, voorwaardelijke-, voortgangs‑, diagnostische-, instap- en/of beoordelende toets;

  •  

Zelf heb ik nog geen elektronsiche toetsen ingezet tijdens mijn stageperiode, omdat de faciliteiten er niet zijn. Mijn stagecoach gebruikt het programma Wintoets wel in de bovenbouw en gedurende mijn eerste stageweken heb ik hem hier ook in ondersteund door leerlingen te helpen met vragen. Zelf zou ik de Wintoets gebruiken voor de beoordelende toetsen, omdat de leermethode zelf al veel extra oefenmateriaal en diagnostische toetsen biedt. Door de beoordelende toets digitaal te laten maken, kun je de resultaten makkelijk bewaren en kun je de toets bewaren voor volgend jaar.


 
     
  • kan beoordelen  welke domeinen/onderwerpen geschikt zijn om digitaal te toetsen;
 

Niet alle onderwerpen zijn geschikt voor digitale toetsing. Er zijn hoofdstukken waarbij leerlingen zelfstandig verschillende soorten cellen moeten tekenen. Dit wordt lastig op de computer, omdat dit ook volgens bepaalde tekenregels moet. Echter als leerlingen van het skelet een aantal onderdelen moeten kunnen noemen, is het ideaal, omdat je ook bronnen kunt toevoegen in Wintoets. Hierdoor kunnen ze makkelijk de gevraagde onderdelen benoemen en het wordt nog automatisch nagekeken ook (al dient er altijd gecontroleerd te worden).


  
   
  • verschillende typen gesloten toetsvragen kan maken (multiple-choice, multiple-answer, ja/nee, rangorde, matching, point & click, fill in the blanks,       numeriek);

  •  

Zelf heb ik één toets gemaakt met behulp van wintoets. Hierbij heb ik gebruik gemaakt van gesloten vragenjuist/onjuist-vragen, ja/nee-vragenmatch-vragen, juiste volgorde-vragen en van open vragen. Dit omdat dit soort vragen het beste pasten bij het onderwerp van de toets en omdat dit voor een beginnende digitale toetsenmaker nog overzichtelijk is. Zodra ik meer ervaring heb met het maken van digitale toetsen wil ik ook gaan experimenteren met andere type vragen, zodat ik zelf ook beter bekend wordt met de mogelijkheden die het zowel de docent als de leerling biedt.


    
  • een digitale toets kan organiseren (rondom afname, organisatie toetsmoment, informatie leerlingen, capaciteit, back-up).
 

Doordat ik alleen in de onderbouw mijn eigen klassen draai, hoef ik geen digitale toetsen te organiseren. Wel heb ik bij mijn coach waargenomen hoe hij dit aanpakt, waardoor ik hier wel een beeld van heb. Op school hebben wij een open leercentrum waar deze toetsen afgenomen worden (deze wordt dan gereserveerd door de docent). Hij geeft een algemene instructie over waar ze de toets kunnen vinden en wat ze aan moeten klikken. De leerlingen die dit zelf lukt mogen met de toets beginnen en de overige leerlingen helpt hij hierbij.